Non-dualiteit

Non-dualiteit betekent letterlijk geen-twee. Het verwijst naar het idee dat alles één is. Dat uit één bron, één energie zowel de zichtbare wereld als de niet zichtbare wereld voortkomen. In veel spirituele tradities en religies wordt verwezen naar dit eenheidsbeginsel. Er zijn verschillende benamingen voor deze bron, zoals Bewustzijn, Tao, God, Natuur of onvoorwaardelijke Liefde.

Dit betekent dat er geen afgescheidenheid bestaat. Het leven, de natuur, alles groeit, bloeit en vergaat vanzelf volgens de wetten van de natuur. Dat geldt ook voor ons mensen. Het enige verschil met de meeste andere dieren is ons zelf-bewustzijn.
Vanaf de geboorte tot rond anderhalf jaar leeft een kind in pure eenheid. Er is geen ik of ander, geen hier of daar, geen morgen of gisteren, geen tijd. Alles wordt ervaren als eenheid in beweging in een eeuwigdurend nu. Ons brein ontwikkelt zich en rond anderhalf jaar ontstaat er een splitsing in de ervaringen van het kind. Vanaf dat moment ervaart het de ander, de omgeving als apart van zichzelf. Het is de fase waarin het ‘ik’ zich ontwikkelt, tegelijk met taal en de overtuiging dat dit ‘ik’ de doener en veroorzaker is van het eigen leven.
Dit is ook het begin van latere gevoelens als schuld, schaamte, verzet, verlangen, onrust en angst.
Kortom: dualiteit – en het lijden daaraan – dient zich aan.
Het zoeken naar geluk, in welke vorm dan ook, grijpt vaak onbewust terug op deze eerste herinnering aan een gelukzalig leven in eenheid.

Wanneer je kunt doorzien dat je niet de doener bent, dat alles – natuur, mensen, dieren, de wind, gedachten, gevoelens enz – eenheid in beweging is, dan kun je rusten in wat is. Vertrouwen is vanaf dat moment de basis.